woensdag 30 januari 2013

The life of Pie


Je wordt geboren, je groeit op,… en dat is het leven.
Zijn leven begon niet tussen de soep en de “patatten” maar tussen de suiker en de eieren. Zijn conceptie startte toen bloem samensmolt met boter, eieren en suiker. Hij kreeg zelfs een extraatje mee: vanillesuiker. Na veertig minuten zwangerschap werd hij geboren. Rond, licht bruin en zoals elke boorling rook hij overheerlijk. Uiterst voorzichtig werd hij op een bedje van bloem gelegd. Een liefdevolle hand streelde hem teder en liet hem rustig liggen zodat hij kon bekomen van de doorstane geboorte-emoties. Naast hem werd een schoonheid neergelegd, het is maar dat hij niet kon blozen, maar door het zien van dergelijke beauty maakte dit wel dingen in hem wakker. Net toen hij zich wou voorstellen werd er een kleverige witte pasta op hem gespoten. Hij zag nog net hoe de schoonheid opeens verdween. En dan voelde hij het… het was een onbeschrijfelijk gevoel, een gevoel dat hij nooit zal vergeten. Je kent het verhaal wel van twee die een worden. Twee handen legden iets bovenop de witte pasta en dan gebeurde het. Hij voelde een totale verrukking door zich heen trekken. De beauty boven hem begon te kirren van plezier. Het duurde niet lang of de twee handen van zijn schepper gunden hen de nodige privacy door hen te omhullen in de heerlijkste roze marsepein die er is. Ze werden versierd met toefjes slagroom, zilveren parels en marsepeinstrikjes. Kortom ze zagen er prachtig uit. Heel even voelde hij het kriebelen in zijn buik toen de schepper hen voorzichtig optilde en hen een beetje verder neerzette. Ze hoorden overal kleine stemmetjes. Hoorntjes, eclairs, tompoucekes,… iedereen babbelde er gezellig op los. Zij daarentegen genoten van hun kleine roze cocon. Ze babbelden, ze lachten, ze genoten van elkaar op allerlei vlakken. Af en toe merkten ze dat het opeens muisstil werd. Er was weer iemand verdwenen. Meestal waren ze met vijf of zes tegelijk. Die verdwenen in het niets, waar ze naartoe gingen wist niemand, maar er werd gefluisterd dat ze naar een paradijs gingen. Ze praatten er af en toe over, zijn beauty en hij. Ze stelden zich voor dat ze op wolken leefden met kleintjes rondom zich. Ze hadden het er zelfs over om te proberen een stukje van hun roze cocon af te staan zodat ze meer van de buitenwereld konden zien in plaats van te horen. Eindelijk was het zover, samen met een eclair, een carré confitureke en een boule de berlin werden ze in een doos gestopt. Ze voelden de spanning. Het was volgens hen zalig onderweg, het heen en weer wiegen had iets zen vertelde hij. Toen de rit gedaan was verdwenen de anderen en voelde hij hoe ze op iets kouds gelegd werden. Het was niet onaangenaam, te warm hebben is trouwens niet goed voor hun soort. Overal rondom hen klonken stemmen en gezang. De stemmen vertelden hoe mooi en verrukkelijk ze er wel niet uitzagen, dat ze echt om op te eten waren. Ze glunderden, zou dit het paradijs zijn waarover ze het hadden. Het zingen ging steeds luider en ze raakten euforisch. Hij voelde zich overweldigd en verklaarde voor de zoveelste keer zijn liefde aan haar. Ze lachte en zei hoeveel ze van hem hield. Hij was gelukkig. Hij had alles wat zijn hartje beheerde, liefde, succes en schoonheid. Ze leefden in een roes van gelukzaligheid. Opeens hoorden ze een enorm geschreeuw, Eclair riep dat hij niet wilde. Wat wilde hij niet? Ze konden niet zien wat er aan het gebeuren was maar opeens schreeuwde Eclair het uit van de pijn en dan niets meer.
Alles muisstil. Ze hoorden nog gezang, maar Eclair was doodstil. Hjj hoorde hoe Carre Confituurke en Boule de Berlin aan het fluisteren waren. Het klonk paniekerig. Waarover zouden ze het hebben? En dan hoorde hij zijn beauty kreunen. Ze smeekte om op te houden. Ze voelde hoe scherpe dingen in haar prikten. Het deed pijn zei ze. Hij voelde zich zo machteloos. Omdat hij onderaan lag, kon hij niets doen. Ze kermde opnieuw, ze voelde een enorme hitte zei ze. En hij hoorde het gezang luider en luider worden. ‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven,… . Hieperdehiep hoera!... Proficiat’ klonk het in flarden. Hij voelde een zachte wind waaien door de roze marsepein. Beauty zuchtte, de warmte was over en de prikdingen werden één voor één verwijderd. Hij fluisterde haar lieve woordjes toe om haar te troosten. Het was het enige wat hij kon doen. Ze zeiden de allerliefste dingen tegen elkaar en opnieuw voelden ze zich heel even gelukkig. En dan sloeg het noodlot toe. Net als Eclair begon Beauty opeens enorm te schreeuwen en dan voelde hij het ook, een enorm scherp ding gleed door zijn lijf. Hij probeerde een
schreeuw te onderdrukken, maar het lukte niet, het was ondragelijk. De pijn was veel te erg. Hij trok door heel zijn lijf.
‘Help mij!’ riep Beauty maar hij kon niets doen. Niets, hij was machteloos.
‘Ik hou van je, mijn liefste’ fluisterde hij nog.
‘Ik…ook… van … jou’ fluisterde ze nog zachtjes.
‘Ik zie je… straks in… het paradijs’ hakkelde hij terwijl hij zelf ook aan het eind van zijn latijn was.
‘Tot straks…’ zuchtte ze en dat was het laatste wat hij hoorde. Opnieuw gleed de pijn door zijn lijf en hij verloor alle bewust zijn. Het laatste wat hij nog wist is dat er een stuk uit hem gereten werd en dat hij hoopte dat hij snel het paradijs zou halen. Het paradijs… om samen met Beauty eeuwig gelukkig te zijn… . Het paradijs… .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten