maandag 25 februari 2013

Niet zomaar een nacht


Het was een nacht vol verwachtingen en verlangens, verlangens naar passie en liefde. Het soort dat je een hitsig gevoel gaven als je eraan dacht. Een stomende warmte die als een gloed rond je hing en je een blos op de wangen gaf.  Mannen die in je buurt kwamen, leken plots tot je aangetrokken.  Ze probeerden subtiel een glimp van je opvangen, zich afvragend vanwaar die sensuele gloed kwam. Als een roofdier die de zachte geur van zijn prooi opving en er vol verwachting naar opzoek ging. Opeens hadden ze interesse in je en kwamen je als grote katers vleien. Voor een keer vond je het niet erg. Je voelde je gevleid door al die mannelijke aandacht. Je was niet meer de strenge CEO achter haar bureau, maar de diva die elke man tot slaaf kon drijven omdat hij dacht dat jij zijn prooi was. Tot ze beseften dat jij de touwtjes in handen had…  Het was een zinderende nacht.

Het wijnglas schommelde lichtjes toen je het vulde. De bordeauxkleurige wijn zag er bijna pikzwart uit in het donker. De bloemige geur steeg op en vermengde zich met Provençaalse geuren. Je nam een grote slok, die gleed door je keel en wakkerde het warme gevoel nog meer aan.
Het maanlicht dat af en toe vanachter de wolken kwam, gaf de omgeving een zilveren gloed. Het was warm. Het topje dat je aanhad kleefde tegen je vel. Zou je het durven afdoen? Nee, zo avontuurlijk was je niet. Je witte linnen broek waaide licht heen en weer door het zwoele briesje. Je vroeg je af of je toch niet beter een rokje had aangetrokken.  Over enkele minuten moest je terug naar het feest binnen. Het feest waarvan je weggevlucht was. Voor even weg van de realiteit, even de stilte in. Vergeten dat je als eregast de mensen in feite  moest entertainen. Langzaam stapte je verder het duister in. De stoffige rode aarde waaide lichtjes op en zweefde weer langzaam naar beneden. Het maakte je voeten donkerrood.
Een briesje speelde met de losgeraakte haartjes rond je gezicht. Het kriebelde. Met een zachte veeg van je vingers streek je de haren weg, maar het warme briesje hield vol. Het kriebelen werd intenser en werd gestreel. Het was de wind niet meer die je gezicht beroerde. Met gesloten ogen liet je het gebeuren. Je genoot van het gevoel. Het was een broos gevoel van tederheid. Het deed deugd om eens het masker van hardheid te laten vallen en te genieten van kwetsbaarheid, als was het maar voor even. Het strelen ging verder naar je nek, het masseerde zachtjes de gevoelige punten. Het volgde zijn weg naar beneden, langs de bandjes van je topje die voorzichtig van je schouders gleden. De handen gingen langzaam verder via je rug naar je heupen. Het gestreel zorgde ervoor dat je ademhaling onregelmatig sneller ging. Ze bleven even rusten op de welvingen van je heupen alsof hij een pauze nam om vervolgens langs je buik terug naar boven te gaan. Zijn vingers lieten een brandend spoor achter. Je voelde zijn handen door het lichte stofje van je topje. Zachtjes masseerden de handen je zachte gevoelige huid die onmiddellijk reageerde op zijn aanrakingen. Het brandende gevoel verspreide zich doorheen je lichaam en bracht een rode blos op je wangen. De handen namen voorzichtig het glas wijn uit je hand. Je wilde je omdraaien om te zien wie er bij deze handen hoorde, maar diezelfde handen hielden je tegen. Dan voelde je hoe een warme adem dichter bij je nek kwamen en de handen verdwenen. Twee zachte lippen drukten zich sensueel in je nek. Het vuur ontplofte bijna. Voor je het helemaal goed en wel besefte… was je weer helemaal alleen. Verward keek je rond, alsof je uit een zalige droom ontwaakte. Er was niemand te zien. Ontgoocheld ging je opnieuw naar het feest. Had je dit gefantaseerd? Nochtans voelde je nog steeds de weg die de handen gevolgd hadden tintelend over je lichaam.

Wonder boven wonder ging het speechen goed, je was trots op jezelf. Brandend van nieuwsgierigheid trok je de massa weer in. Je bekeek zorgvuldig elk gezicht dat je tegenkwam, zelfs dat van de vrouwen, hoewel je zeker wist dat het een man was. Enkel mannen hebben zulke sterke, ruwe, grote handen. Wie had dezelfde passie op zijn gezicht staan zoals je daarnet gevoeld had? Enkele mannen kwamen als een zwerm bijen rond je hangen alsof je een potje honing was. Ze roken het. Je geur  was die van lust en elke cel van je lichaam gaf die geur af. Mannen en enkele vrouwen keken je begeerlijk aan, maar niemand straalde de energie uit die je daarnet gevoeld had. Tot opeens je blik je leidde naar het einde van de zaal. Daar stond een man in een zwarte linnen broek en een los wit hemd. Hij had donker blond warrig haar, lichtjes gebleekt door de zon en vurige donkere ogen. Nonchalant met een speelse glimlach stond hij tegen de muur geleund. Hij hief zijn glas op en dronk een slok. Dat was jouw glas. Je wimpelde je gesprekspartners met een vriendelijk excuus af en stapte op hem af. Je kreeg het warm toen zijn blik de jouwe kruiste. Je keek uitdagend in zijn ogen  en pakte ietwat arrogant zijn glas af met de woorden ‘Dit is dacht ik van mij’. Je nipte met een ondeugende blik van het glas. Hij grijnsde jongensachtig, duwde zich af van de muur en nam je hand vast. Je liet je leiden richting deur… .

Het was een nacht vol onverwachtheden en verlangen. Het beloofde een nog hetere nacht te worden dan dat het al was… .

dinsdag 19 februari 2013

Dat was het dan


De gang was lang en verlicht met felle lampen. Hier en daar stond een volgepropt karretje tegen de muur. Ik kwam voorbij een leeg lokaaltje met een groot raam waaraan allerhande affiches hingen. Ik deed de moeite niet om ze te lezen. Lichtjes nerveus stapte ik door, de nummers bekijkend die naast de deuren hingen. Af en toe piepte ik nieuwsgierig binnen daar waar een deur openstond. Meestal was het stil of hoorde ik stemmen geanimeerd babbelen of klonk er een sereen gefluister. 156, 157,158… 159 hier was het. Ik ademde diep en met een zacht klopje stapte ik behoedzaam door de deur. Het was schemerdonker in de kamer. Mijn ogen moesten zich even aanpassen. De lichte zenuwachtigheid nam toe. Ik wist niet wat ik moest verwachten.  Toen zag ik haar, hoewel ze me hadden gewaarschuwd was ik toch een beetje in shock. Een tijdje geleden zag ze er nog zo onverwoestbaar uit. Een vrouw uit één stuk. Groot en kloek. Ze was groter dan mij, ja, ik geef toe, ik ben een kleintje. Nu was ze slechts een schim van zichzelf. Haar donkere zwarte krullen waren niet meer zwart, maar in korte tijd een soort van grijs geworden en krullen deed het ook niet echt meer. Slangetjes zaten in haar arm en lagen over haar gezicht. Ze sliep en lag er wonderwel vredig bij. Haar ademhaling was rustig.
Stilletjes deed ik mijn jas uit en hing hem op de stoel. Zonder lawaai te maken ging ik zitten en bleef naar haar kijken.

‘Mémé, mag ik een rabarber?’ vroeg ik. Mémé zuchtte even, stond op, nam een keukenmesje en ging naar de gigantische moestuin. Ik huppelde enthousiast achterop. Behendig sneed ze een stengel af. We stapten naar de composthoop, daar deed ze de voet en het blad af zodat alles direct netjes was. Ik stapte druk pratend mee met haar naar de keuken. Daar waste ze de rabarberstengel, sneed die in stukjes en deed die in een potje met suiker. Blij nam ik het potje vast en ging buiten op het stoeltje zitten dat mijn pa nog gemaakt had. De gele kanarie boven mijn hoofd floot zijn mooiste liedjes.

Ze zuchtte diep en bewoog lichtjes met haar vinger.
Na de dood van pépé zorgde ze voor de moestuin. Een grote oppervlakte die ze jaren met trots onderhield. Boontjes, sla, tomaten, rabarber,… alles stond in de tuin. Dan werkte ze erin en sloeg een praatje met de buurmannen en buurvrouwen. De laatste jaren was ze ermee gestopt en mocht mijn broer het land onkruidvrij houden. Het ging niet meer zo goed zei ze.

Het was zaterdagvoormiddag en mama en papa moesten werken. Broer en ik speelden op de grond met de oude legoblokken van papa. Het was weer kapperstijd. Francine kwam het haar van mémé op krulspelden te steken. Zoutkoekjes en porto werden uitgehaald en op tafel gezet. Feest, voor ons althans. ‘Mémé, mag ik een beetje fruitsap?’ vroeg ik. ‘Ja hoor, pak het maar zelf’ zei ze terwijl ze stokstijf zat en een krulspeld aangaf. Mémé en Francine roddelden er gezellig op los en vertelden over vroeger.

Als we op zaterdag bij mémé waren, moesten we wel altijd naar één of andere buurvrouw om krulspelden te gaan insteken. In de loop der jaren haakten de buurvrouwen één voor één af, ze gingen naar het rusthuis, stierven of verhuisden naar een appartement. Enkel de buurvrouw van rechts woonde er nog, maar die was helaas dement aan het worden.

Mijn broer en ik zaten in pyjama in de zetel te kijken naar één of ander Frans showprogramma waar we niets van begrepen. Mémé was in de keuken in de weer. Ze maakte haar befaamde karnemelkpap met appeltjes. Een beetje ongeduldig waren we aan het wachten tot die klaar was. ‘Ga maar aan tafel zitten en pas op want het is warm’. Voorzichtig slurpte ik de pap op. Als onze pap op was, was het bedtijd. Eens in bed, sloop ik stiekem naar haar kamer waar er boven op de kast een blikkendoos stond met snoepjes in. Ik klom op de kast om snoepjes te nemen en die samen met broer op te eten in bed. Af en toe betrapte ze ons en mochten we op onze knieën in straf gaan zitten.

Ik zie ons nog zo zitten. Elk aan een kant van het bed. Gestraft. Ik moest even glimlachen. We waren deugnieten. Mijn broer en ik. Nu ik eraan denk, ik moet dringend nog eens karnemelkpap klaar maken.

We zaten met vier rond de tafel. In het midden van de tafel een berg boontjes. Mémé aan de ene kant, Francine de buurvrouw aan de andere kant en tante Jeske naast mij. Allemaal de topjes van de boontjes afdoen. Mémé stond recht om een grote emmer vol boontjes te gaan wassen. Mijn handjes deden al pijn van een uur bezig te zijn, maar ik gaf niet op. Ik wou de buurvrouwen eens laten zien dat ik ook al groot was. Ik deed verbeten door en luisterde aandachtig naar hun verhalen.

Tantje Jèske, het heeft jaren geduurd alvorens ik wist dat Jèske eigenlijk Agnes was. Ze was zelfs niet eens een echte tante. We noemden haar gewoon zo. En die boontjes, ieder jaar was het boontjestoptijd. Dagen aan een stuk boontjes toppen tot vervelends toe. Kilo’s heb ik er getopt.

‘Mémé, mijn tand zit los’. We stapten samen van school naar huis door het kerkhof. Dat was de kortste en veiligste weg naar huis. Mémé stopte en keek in mijn mond.
‘Toon eens?’
Terwijl ze in mijn mond keek wees ik de bewuste voortand aan. Ze haalde een zakdoek tevoorschijn en trok met een zachte rukje de tand eruit. Ik had het bijna niet gevoeld en keek trots naar mijn tandje.
Dat verhaal heb ik al honderd zo niet duizend keer mogen horen. Ze vertelde het telkens met enorm veel plezier.
Ze bewoog heel even. Ik keek op. Ze opende heel even haar ogen, er verscheen iets van een glimlach en ze sloot haar ogen opnieuw. Zou ze me herkend hebben, vroeg ik me af. In de gang denderde een karretje voorbij. Ik hoorde opeens een gerinkel in de verte. Het was een bekend melodietje. Mijn telefoon, besefte ik opeens…
Ik opende mijn ogen en zag dat ik in mijn bed lag. Op het schermpje stond ‘mama’.  Ietwat verward nam ik op.
‘Hallo…’ geeuwde ik.
‘Griet?’
‘Ja?’
‘Het is om te zeggen dat mémé er niet meer is, ze is deze ochtend gestorven…’

dinsdag 12 februari 2013

Het dagelijks bezoekje aan het park


Het was een zonnige dag, niet warm, maar ook niet te koud. Ideaal weer om in het park te wandelen of te lopen. Hier in het park kwamen altijd dezelfde mensen. Het groepje lopers die altijd luid babbelden, een mama met twee lieve kindjes, twee oudjes die clichématig de eendjes kwamen voeren,… . Het was nog redelijk vroeg in de ochtend, dus waren er nog maar weinig bezoekers. Het was de beste tijd om in het park te vertoeven. Het was dan nog rustig.
Hij zat op een bankje en genoot. De natuur was op z’n mooist deze tijd van het jaar. De bladeren begonnen te verkleuren in verschillende tinten rood tot bruin. Het groene maakte plaats voor oranje, geel en bordeaux. Af en toe dwarrelde een blaadje neer en lande net voor zijn voeten. Hij ademde diep en snoof de fruitige geur op van de appel- en perenbomen die net achter hem stonden. Hij glimlachte naar het meisje dat voorbij gelopen kwam. Ook zij was een trouwe bezoeker. Elke morgen kwam ze hier lopen. Haar lange blonde haren in een strakke paardenstaart, een losse trainingsbroek, een strak T-shirt en altijd met een I-pod in haar oren. Zou ze meedoen aan ‘start to run’ vroeg hij zich af. Elke morgen knikte ze vriendelijk een goedendag en blonken haar blauwe ogen. Je kon zien dat ze genoot van het lopen. Wat zou het meisje doen tijdens haar dagelijkse leven? Zou ze nog studeren, ze zag er in ieder geval jong genoeg uit, of zou ze al werken. Het ziet er niet zo’n type uit dat de fabriek binnen gaat met haar lunchbox, zoals hij jaren gedaan heeft voor hij ontslagen werd. Nee, het is eerder het bureautype. Ze ziet er uit als iemand die zich vast kan bijten in dossiers. Kon hij dat ook nog maar, dacht hij bij zichzelf. Het was alweer twee jaar geleden dat hij zijn job verloor. Er was geen plaats meer voor mensen met een beperking. Hij haatte als ze zeiden ‘mensen met een beperking’. Hij had een misvormde voet waardoor hij met krukken moest stappen. Gefrustreerd wierp hij een blik op de krukken naast hem. Hij keek weer op en zag in de verte een gedaante lopen. Vreemd, dacht hij, een nieuweling in het park. De gedaante droeg een lange zwarte jas en had een muts op. Hij kon niet goed zien of het een vrouw of een man was.
Het meisje kwam er weer aan. Hij zag dat de gedaante het meisje in het oog hield.
Net toen het meisje voorbijkwam zakte ze in elkaar. Hij keek geschrokken naar het meisje en richtte toen weer zijn blik naar de gedaante. Het leek net of hij lachte.
‘Kom help mij.’ riep hij terwijl hij naar het meisje strompelde. Hij voelde haar pols, maar de hartslag die hij zou moeten voelen kwam niet. Ze ademde ook niet meer.
Hij twijfelde niet en begon direct met de reanimatietechniek die hij ooit in zijn jonge jaren geleerd had. Een andere loper kwam aangelopen en vroeg wat er aan de hand was.
‘Ze is hier net in elkaar gezakt en nu ademt ze niet meer. Ik voel ook geen polsslag’ antwoordde hij lichtjes buitenadem.
‘Zal ik even overnemen?’ vroeg de loper vriendelijk.
Hij knikte, nam zijn gsm en belde de hulpdiensten.
Daarna nam hij het weer over. En zo gingen ze verder, ze wisselden elkaar af tot de hulpdiensten aankwamen.
Ondertussen had er zich al een scherm van nieuwsgierigen gevormd. Een gezoem van mompelende mensen klonk als een achtergrondkoor terwijl ze probeerden het hart van het meisje weer aan het kloppen te krijgen. De ambulancier kwam er snel bij en nam het van hen over. Voorzichtig werd het meisje op een brancard gelegd en in de ambulance gerold. Met loeiende sirenes werd ze weggevoerd. De twee mannen bleven stil achter.
‘Zo een jong meisje…’fluisterde de loper stilletjes.
Hier klopt iets niet, dacht hij terwijl hij zijn kruk nam en naar de menigte keek die mompelend uiteen ging. Zijn blik viel op de gedaante die hen al de hele tijd in het oog had gehouden. Van zodra hij een blik wisselde met die gedaante, rende die weg. Hier klopte duidelijk iets niet, zo een jong meisje dat plots in elkaar zakt? Hij zal deze namiddag eens gaan informeren in het ziekenhuis. Nu was het tijd om naar huis te strompelen en de uitkeringspapieren te gaan invullen.

vrijdag 8 februari 2013

De eerste dag


Ik weet het nog heel goed, ik was vijf bijna, zes jaar. Het begin van alles, het begin van het einde…

‘Jij blijft hier bij papa, Michiel’ zei mijn moeder nog en drukte toen een dikke zoen op mijn wang. Ze nam haar zakdoek en veegde mijn tranen weg. Dat deed ze altijd wanneer ik huilde. ‘Ik kom snel terug grote jongen, zorg jij ervoor dat het huis netjes blijft?’ Ik snoof mijn neus op en knikte terwijl er nog een diepe snik nakwam.  Ze nam Gerard, Jozef, Marcella, Germain en Rachel mee naar de stad, maar ik mocht niet mee. Ik was te klein. Ik weet nog hoe ze vrolijk de straat op stapten. Ze gingen zoals elke donderdag naar de markt, maar nu gingen ze ook kijken wat er aan de hand was. Je hoort overal verhalen over die Duitsers had ze gezegd tegen mijn vader. Eerlijk gezegd was hij er niet zo voor te vinden dat ze vertrok, maar ze wou van geen gevaar weten. Hij wou eerst meegaan maar er was teveel werk. Hij was aan het ploegen en ik mocht meehelpen. Het is te zeggen, ik mocht op de rug van het paard zitten.

Het was avond en tijd om naar huis te gaan.  We zetten het paard in de stal en ik mocht ze nog wat eten geven. Ik kon niet wachten tot ik thuis was. Ik hoopte dat mijn moeder al thuis was en wilde hun de verhalen horen. Nochtans was ik  doodop, mijn benen konden mij bijna niet meer dragen. Toen we binnen kwamen was er echter nog niemand in huis. Stilletjes deed papa zijn dikke jas en sjaal uit en hielp mij ook. Onze boterhammen die mijn moeder gemaakt had, hadden we al opgegeten op het veld zoals echte mannen dat doen.
‘Ga maar bij de kachel zitten’ zei hij terwijl hij het vuur weer aanwakkerde. De warmte straalde op mijn gezicht. Ik geeuwde en mijn ogen vielen toe. Ik merkte nog net hoe hij mij optilde en naar bed bracht.

In de loop van de nacht werd ik wakker, het was nog donker buiten. Ik wilde Rachel wakker maken, maar ze lag niet naast mij. Voorzichtig klom ik toen uit mijn bed en stapte naar dat van mijn broers.
‘Jozef’ fluisterde ik, maar niemand antwoordde. Ik ging terug en luisterde gespannen naar de geluiden rondom mij. Wie weet hoorde ik wel iemand naar boven komen.

Het licht begon door het raam te schijnen. Ik deed mijn ogen open en hoopte dat iedereen nog in zijn bed lag. Ik veerde recht, maar zag dat ik nog altijd alleen was. Onder mij hoorde ik lawaai. Ze zijn al beneden dacht ik, maar toen ik beneden was, zag ik alleen mijn pa.
‘Papa, waar is mama?’ vroeg ik.
‘Ik weet het niet jongen, hier eet je boterham op. Straks gaan we naar de stad om eens te gaan kijken.’ De rest van de tijd was mijn vader heel stil. Terwijl hij mij klaar maakte, keek hij de hele tijd  naar buiten. Ik ook, ik wilde zien of mijn moeder zou terugkomen.

We stonden buiten en ik mocht op de hondenkar zitten. Ik was altijd heel blij als ik dat mocht van mijn vader, maar nu vond ik het niet zo plezant. Net toen we wilden vertrekken kwam Jean de champetter het erf opgereden met de fiets. Hij keek een beetje nors. Ik hoorde hem tegen mijn pa praten. Die zei niet veel, maar zijn gezicht vertrok in een pijnlijk grimas. Ik werd een beetje bang, ik voelde me niet zo op mijn gemak.

‘Papa, wat is er?’ vroeg ik stilletjes toen Jean weg reed.
Mijn vader draaide zich naar mij  om en ging op zijn hurken zitten. Ik keek in zijn verdrietige ogen en zag dat er tranen in zaten. Mijn grote sterke vader was aan het wenen. In mijn keel kwam een steeds  groter wordende brok vol met tranen. Ik wou de brok wegslikken, maar het hielp niet.
‘Michiel,’ zei mijn vader ‘mama en je broers en zussen komen niet meer terug. Er waren heel veel mensen in de stad die wilden wegvluchten en ze moesten mee, ze mochten niet meer naar huis komen.’ Zijn stem kraakte en ik zag hoe zijn tranen naar beneden begonnen te lopen. Ik nam toen mijn zakdoek en veegde ze af zoals mama altijd deed.
‘Dan gaan wij goed voor ons huisje zorgen zodat alles in orde is als mama en de rest terug zijn, want mama heeft dat graag en ze heeft tegen mij gezegd dat ze gaan terugkomen’ zei ik.
Pa glimlachte en pakte mij heel goed vast. Het was raar om mijn vader zo te zien. Ik voelde me er verdrietig door. Hij droeg me op zijn sterke armen naar binnen.

Het was de eerste dag met enkel ons tweetjes…

dinsdag 5 februari 2013

Liefste dagboek, hier Trix


‘Nou, dat was het dan.’
Helemaal alleen stond ze in haar kamer. Ze had net haar nachtjapon aangedaan en stond naar buiten te kijken. Buiten was het donker behalve voor de poorten, daar stonden de muskieten te wachten tot ze haar zouden zien. Ze zag hun flitsen als stroboskopen de lucht verlichten. Met een ruk trok ze de gordijnen dicht en ze zuchtte een zucht van verlichting. Het voelde alsof een enorme last van haar schouders gevallen was de laatste uren. Ze staarde haar kamer in, eindelijk zou ze verlost zijn van al dat oranje. Ze haatte die kleur. Wie in godsnaam verzon het nu om oranje als nationale kleur te gebruiken? Het had maar één voordeel opgeleverd, heerlijke oranje worteltjes. Voor de rest was het gewoon een schreeuwlelijke kleur.

Nog een beetje opgefokt door de laatste hectische uren stapte ze in haar pluizige pantoffels naar haar kaptafel. Ze opende het onderste schuifje en haalde het oude koekendoosje uit waar nog een foto op stond van haar en Claus in hun jonge jaren. Telkens ze dit doosje uithaalde, moest ze even glimlachen, denkend aan de provocatie die hun huwelijk had veroorzaakt. Voorzichtig deed ze het open en haalde er een sigaret en een aansteker uit. Ervaren stak ze die aan en trok heel langzaam in. De rook vulde haar longen, ze proefde en genoot. Het is bijna gedaan met het protocol, laat Willem-Alexander nu maar vanaf 30 april de boel redden.

Wat zou ze daarna gaan doen? Gewoon eens aan het strand in Aruba gaan liggen in een minuscule bikini? Daar zouden de muskieten een vette kluif aan hebben.
Of walvissen gaan spotten in Noorwegen? De Zwitserse bergen intrekken? Nee, hetgeen ze eigenlijk echt had willen doen, had die presidentsvrouw haar al afgepakt. In feite ze was nog steeds een tikkeltje kwaad op Michelle. Ze herinnerde zich nog het diner waar ze haar idee aan Michelle vertelde en twee weken later stond die er al mee in de krant. Nu ja, die moestuin moest ze dan maar laten vallen, misschien kon ze zich op kunst storten zoals Paola van hiernaast.
Ze nam nog een trekje van haar sigaret. Ze had dorst. Behoedzaam vulde ze het glas dat zoals steeds klaar stond op haar kaptafel. Daarnaast stond de heerlijkste whisky die er was. In twee slokken kapte ze het goedje naar binnen en schonk toen nog een glas in. Dat is wat anders dan de oranjebitter die ze overal geserveerd kreeg. En iedereen maar denken dat ze het lekker vond. Ze braakte ervan, maar ze was ‘hare majesteit’ dus kon ze niets anders doen dan glimlachend uitdrinken en zeggen dat ééntje wel genoeg was.

Nog drie maanden en dan was ze er vanaf en dan was er misschien tijd voor een nieuwe liefde? Ze voelde hoe haar wangen lichtjes warm werden. Als Charles er mee weg kon komen, dan zij toch ook. Ze was weduwe dus niemand kon haar iets verwijten.
Hé, wat jammer nou, haar sigaret was op. Ze zocht iets om de peuk in te doven toen er werd op de deur geklopt. Snel dropte ze de peuk in de vaas tulpen die op haar nachtkastje stonden. Hmm, die moesten trouwens dringend ververst worden.
‘Hare majesteit? Hare majesteit…’ riep één van de bediendes aan de deur ‘slaapt u al?’
‘Nee hoor, mijn jongen…’ riep ze terug, vliegensvlug nam ze haar luchtverfrisser en spoot er lichtjes paniekerig mee in de lucht. Het goedje benam haar even van haar adem waardoor ze moest hoesten. Snel ging ze naar de deur en opende die een klein beetje.
‘Kuch…, wat is er aan de hand?’ kuchte ze
‘Koning Albert aan de lijn. Hij wil je feliciteren.’
O god, eigenlijk had ze geen zin in een gesprek nu. Nu ja, Bertje heeft al zorgen genoeg met zijn landje en zonen, ik kan hem wel effe oppeppen.
‘O nou, geef hem dan maar door.’
De telefoon in haar kamer ging over. Ze nam nog een slok whisky en pikte de hoorn op.
‘Hoi, met Trix’