vrijdag 15 maart 2013

Warme bakker koud gemaakt


Het was stil in het groezelige steegje. Een drietal straatlampen verlichtten flauw het straatje. Vuilnisbakken stonden overvol tegen de muren. De kasseien lagen onregelmatig waardoor het steegje de éne plas na de andere had, door de stevige plensbui van daarnet. Een stoomwolk die vanuit een heel klein schoorsteentje kwam zorgde ervoor dat het nogal mistig was. De heerlijke geur van vers gebakken brood sloeg in zijn neus. Hij haatte de geur van brood. Het maakte hem misselijk. Een eenzame rat kruiste vliegensvlug zijn pad. Ratten, lieve kleine knaagdiertjes die in tijden van nood wel handig waren. Behendig ontweek hij de plassen zodat zijn gitzwarte schoenen niet onder de modder zouden zitten. Zijn voetstappen echoden door de steeg. In de verte hoorde hij de stemmen. Hij vertraagde zijn pas en ging op de tippen van zijn tenen lopen. Van achter één van de bomvolle containers stonden twee mannen in het licht van een straatlampje jachtig te fluisteren. Hij ging nog wat dichter staan, hoewel hij hen al goed kon verstaan. Hij begluurde het tafereel. De kleine donkere man zag er nogal dreigend uit. De lange slungel die met zijn rug tegen de muur stond keek schichtig rond. Zijn aftandse kleren waren veelt te groot, waardoor hij er nog magerder uitzag dan hij al was.
-‘Heb je het mee?’ vroeg de kleine dreigend.
-‘Tuurlijk heb ik het mee. Wat dacht je wel? Ik zit al diep genoeg in de shit, ik kan me geen miskleunen meer veroorloven,’
-‘Flink van je, ik kijk wel of ik een woordje kan doen, maar ik kan niets beloven,’ zei de kleine terwijl hij de slungel denigrerend op de rug klopte.
De slungel haalde een bruin pakje uit en duwde het snel in de kleine zijn handen. Die plooide het behoedzaam open en moffelde het daarna weg in zijn lange leren jas.
-‘Hier, zorg dat het terecht komt. Ik ben hier weg. Er is hier iets, ik ben er niet gerust in,’ fluisterde Slungel terwijl zijn ogen heen en weer flitsten alsof hij elk moment aangevallen zou worden.

Hij verzette even zijn voet waardoor een blikje wegrolde. De twee ongure gasten keken verschrikt op. De kleine stak razendsnel zijn hand in zijn vest en kwam gevaarlijk dichter.
Verdorie, hij zou ontdekt worden, hij wilde niet dat er nog meer slachtoffers zouden vallen.
De kleine keek achter de container en zag alleen een rat die hem verbaasd aankeek en dan pijlsnel verdween.
-‘Godverdomme, stomme ratten, die beesten jagen me de stuipen op het lijf,’ en hij schopte op het blikje dat aan zijn voeten lag. Hij draaide zich om naar Slungel.
-‘Kom we zijn hier weg, het deugt hier niet.’

Elegant kwam hij met beide voeten terug op de plaats waar hij daarnet stond. Hoewel hij zich zo onzichtbaar kon maken als hij wilde, zijn energiepeil stond te laag waardoor hij het laatste restje niet wilde verspelen. De wind speelde met een stukje verfrommelde krant en weer sloeg de geur van het brood in zijn neus. Hatelijk vond hij het, maar nu moest hij zich focussen op de belangrijke dingen. Wat deden Kleine en Slungel daar? Al dagen volgde hij hen, hij had sindsdien nog niets gegeten,
wat de boel er alleen maar gevaarlijker op maakte. Zijn dorst werd groter, hij moest voorzichtig zijn. Bijna was hij er, bijna wist hij wat die twee aan het bekokstoven waren. Dan kon hij ingrijpen. Hij verlangde naar dat moment. Dan zou hij rust hebben.
Totaal onverwacht zwaaide opeens de deur achter hem open. En toen gebeurde alles in een fractie. De arme man die de deur uitkwam besefte niet wat hem overkwam. Hij heeft het nooit gevoeld hoe twee vlijmscherpe hoektanden zich in zijn nek boorden.

De volgende dag kopt de krant “Warme bakker koud gemaakt!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten