vrijdag 24 mei 2013

Goed advies nooit in de wind slaan



Hij zat in zijn zijden kamerjas en dronk afwezig van zijn koffie. De krantenkop op de voorpagina deed hem denken aan het gesprek dat hij gisteren gevoerd had.

-‘Zoiets onnozel heb ik nog nooit gehoord’ zei hij terwijl hij met walsende bewegingen de goudbruine kleur van de whisky bekeek. Hij rook het heerlijke aroma dat opsteeg uit het glas.
- ‘Waarom is dat nu onnozel? Net omdat het zo absurd is, moet het wel werken’ zei Arnold en hij lurkte aan zijn sigaar. Sliertjes rook kringelden langzaam omhoog en stierven weg in het ijle. Hij bood Thompson er een aan, die op zijn beurt de sigaar maar al te graag aannam.
-‘Denk je nu echt dat ze zo zot zullen zijn om dat te doen? Het is verdorie het enige wat sommigen nog hebben’ zei hij half mompelend met de sigaar in zijn mondhoek en keek Arnold doordringend aan.
-‘Bedenk eens hoeveel het ons zal opleveren, ze zullen smeken en geloof me, ze zullen betalen want ze kunnen niet zonder,’ probeerde Arnold nog eens, nu was het zijn beurt om doordringend naar Thompson te kijken.
-‘Bedenk jij maar even hoeveel verlies we zullen lijden en daarbij heb ik het niet alleen over geld. Ze gaan gewoon op een ander, geloof míj maar. En hoe lang zit ik al in “the business”?’ Het is toch ook altijd hetzelfde met die vent bedacht hij. Was hij niet zo belangrijk geweest, dan had hij al lang een kogel door het hoofd. Hij trok nogmaals aan de cubaanse sigaar en bestudeerde ze. Deze waren duur tegenwoordig. Het transport alleen al kostte een fortuin. De overvallen op treinen was verdubbeld en treinen waren nu eenmaal het snelste vervoersmiddel. Het was al een tijd geleden dat hij naar Cuba geweest was. Door al die miserie hier, kwam het er gewoon niet meer van. Hij miste het, de warmte. En daar bedoelde hij niet alleen de warmte van de zon mee. ‘Kijk, de seutige dames van de stad zijn sowieso faliekant tegen, gisteren moest ik hen nog toespreken en vertellen dat drank vergif was en dat we er tegen moesten vechten. Ze aten uit mijn hand en slikten alles wat ik zei als zoete koek. Die geloven echt dat hun hard werkende mannen thee zitten slurpen op café’ hij lachte in zijn vuistje, die goedgelovige leeghoofdige schapen, ze moesten eens weten.
- ‘Kan ik me voorstellen, zodra jij op een podium en een spreekgestoelte komt, eten ze uit je hand’ zei Arnold grimmig en hij draaide zich om. Het licht dat binnenkwam scheen op zijn vale gezicht.
-‘Arnold luister,’ zei hij gewichtig en hij liet zijn ellebogen op zijn benen rusten, zijn sigaar tussen zijn vingers klemmend ‘wil je zekerheid? Wil je gerespecteerd worden en hoger op geraken? Of wil je de “Hondenvangers” op je hielen en de rest van je dagen in angst leven?’ en hij zette zich weer recht, opnieuw aan zijn sigaar lurkend, hopend dat dit laatste argument Arnold zou overtuigen.
- ‘De Hondenvangers, wat hebben die hier nu mee te maken?’
- ‘De overheid traint een geheime bende om mensen zoals wij op te pakken, de zogenaamde Hondenvangers en geloof me, het zijn geen doetjes’ zei hij geërgerd. Ze waren leep die Hondenvangers. Het was hem nog niet gelukt om tot in hun gelederen door te dringen en dat zat hem dwars. Zolang het niet het geval was, had hij geen invloed op hen. Hoe langer het duurde, hoe meer zijn positie in gevaar kwam.
- ‘Pfff, ben ik niet bang van. Maar stel nu, in mijn café verkopen en die van jou naast de mijne niet, dan moeten ze gewoon naar de mijne komen om hun drank te kopen en daar verkopen we het aan een veel hogere prijs. Jij deelt natuurlijk in de winst.’
Hij sprong recht en gebaarde naar buiten ‘Dat is diefstal!’, de whisky kwanselde bijna uit het glas ‘ze komen nu al niet rond, als je hen nog meer laat betalen wordt het hier nog een grotere puinhoop dan het al is. Nu houdt het ze nog kalm omdat ze er aan een aanvaardbare prijs kunnen aankomen.’
- ‘Sinds wanneer zit jij in met diefstal en met het voetvolk hier? Jij…’ wees Arnold beschuldigend naar hem met zijn sigaar terwijl hij ook recht sprong, sigarenas viel op het tapijt ‘jij bent als het ware de meesterbedrieger en dief hier in de stad.’
- ‘En dan? Wie is hier burgemeester? Wie maakte deze stad groot? Wie kiezen de kiezers?’ riep hij tegen Arnold.  Opnieuw zoog hij aan de sigaar, deze keer om te kalmeren en nam nog een slok. Waarom in godsnaam hield hij er niet over op? Natuurlijk was het een schitterend idee, maar het was riskant, te riskant, en hij vertrouwde hem niet. Hij was al te veel in het gezelschap gesignaleerd van Capone. Die stond maar wat te springen om het van hem over te nemen.
- ‘Godver Thompson, het is altijd hetzelfde met jou, als het idee niet van jezelf komt, is het geen goed idee. Dikke egoïst.’
Dat was de druppel, dit had hij niet moeten zeggen. Met een ruk draaide hij zich om en staarde Arnold woedend aan.
-‘Dit gesprek is afgelopen. Wees blij dat ik zelf de Hondenvangers niet op je afstuur naar je kleine miezerige cafeetje. Je mag van geluk spreken dat je nog steeds getolereerd wordt, na al je blunders. Weet je wat, doe wat je niet laten kunt, je zult zien hoever je komt.’ Hij klopte zijn sigaar af, nam het boek waarin hij daarnet aan het lezen was en zette zich neer in zijn fauteuil. Einde gesprek.
Arnold keek hem woedend aan. Hij griste zijn hoed van de salontafel en verliet de kamer. De deur sloeg met een klap dicht.

De foto onder de krantenkop zei genoeg. Het lichaam lag in een rare hoek op het dak van de auto. De hoed was gedeukt en het kostuum van het lijk zat onder het bloed. Op het dode gezicht lag een angstige uitdrukking.
Ah Arnold, waarom wou hij nooit luisteren naar waarschuwingen of andere goeie raad. Wie het gedaan had, was slordig geweest. Herkende hij er Al in? Enfin…
-‘Margaret…’ riep hij en plooide de krant weer dicht. Tijd voor enkele belangrijke zaken bedacht hij, terwijl Margaret de kamer uitdagend binnenkwam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten